geen

Inventarisatie van historische boerderijen in Zeealnd

In  april 2016 zijn Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (SCEZ) en Stichting Landschapsbeheer Zeeland (SLZ) gestart met het project ‘Inventarisatie cultuurhistorisch waardevolle boerderijen van provinciaal belang’. De werkzaamheden, die worden uitgevoerd in opdracht van de Provincie Zeeland, zullen over een periode van twee jaar uitgespreid worden en betreft het inventariseren van ruim vierhonderd boerderijcomplexen met hoge cultuurhistorische waarden. Voor de inventarisatie zijn vrijwilligers ingeschakeld.

Ida Doorenweerd en Leo Faase, vrijwilligers bij het inventarisatieproject, doen verslag.

Boerderijen zijn het cultureel erfgoed van het buitengebied. Maar er verdwijnen steeds meer boeren en dan rijst al snel de vraag wat we moeten doen met al die overtollige bedrijfsgebouwen die bovendien bemeten zijn op de technologie van een andere tijd. Verpaupering of sloop dreigt. De provincie is er niet gerust op, de traditionele Zeeuwse boerderijen zijn beeldbepalend voor het oude cultuurlandschap en spelen een rol in de aantrekkingskracht van ‘Zeeland Vakantieland’. Vandaar de inventarisatie, die antwoord moet geven op de vraag hoe het met de boerderijen is gesteld. Dus zijn we gewapend met vragenlijsten de boer opgegaan voor een nieuwe momentopname. Voor ons is dat een heel leuke ervaring.

De boer opgaan, dat is maar betrekkelijk. Van de iets meer dan 30 boerderijen die wij intussen bezocht hebben waren er nog maar twee full-time in bedrijf. Vijf boerderijen hadden een alternatieve functie in de recreatieve sector. De meeste boerderijen zijn woonboerderij geworden met nog maar weinig en meestal geen relatie met de oorspronkelijke functie. Een paar ervan zijn nog bewoond door de intussen gepensioneerde boer, of door zijn kinderen. Zo zien we de verschuiving van boeren naar buitenlui.

De vragenlijst die we hanteren is een goed handvat voor de beschrijving van de boerderijen. Er is aandacht voor de details: de gevelindeling, de ramen en ruiten. Maar ook voor het geheel: de gebouwen, de kleine elementen, het erf en de erfbeplanting en de omgeving. Alles vanaf de buitenkant gezien en dat is voor ons wel jammer, want we zijn natuurlijk benieuwd of er ook van het traditionele interieur nog iets is overgebleven. Gelukkig worden we meestal wel binnen uitgenodigd en blijkt de eigenaar een enthousiast verteller over zijn of haar boerderij. En met de verhalen komen ook de boeken op tafel en niet alleen die van Gerard Smallegange. De boerderijbezitter is een historicus in de dop.

Wat opvalt is de variatie in de bouw van de Zeeuwse boerderijen. Dat maakt iedere boerderij uniek. Maar natuurlijk zijn er ook veel overeenkomsten. De helft van de boerderijen die we bezochten hebben 18de eeuwse of zelfs nog oudere wortels. Maar daar is nog maar weinig van te zien. Veel boerderijen zijn in de 19de eeuw gebouwd of grondig gemoderniseerd en dat betekent een symmetrische gevelindeling en een centrale gang met de deur in het midden. Vooral in de roedeverdeling van de ramen is goed te zien dat boeren met hun tijd meegingen. Moesten de ramen vernieuwd worden, dan werd de roedeverdeling moderner. De originele schuiframen zijn inmiddels vastgezet en de luiken zijn verwijderd of staan in de schuur. Moderne dakramen en –kapellen behoren tot de meer hedendaagse vernieuwingen en worden graag toegepast. Kelders met opkamers zijn nog altijd ruim aanwezig.

Nagenoeg alle schuren hebben dwarsdelen en dus grote mennen voor en kleine mennen en staldeuren achter. De meeste schuren staan leeg: een overweldigende ruimte met prachtig dekbalkgebinte waar je stil van wordt. Ankers tussen hemel en aarde: met recht de kathedralen van het platteland genoemd. Jammer dat vaak de enige redding voor die enorme schuren is dat de ruimte wordt versleuteld voor alternatief gebruik. Wagenschuren komen we maar zelden tegen. Het varkenskot (drie of vier varkens op Zuid-Beveland, één of twee op Walcheren) is – evenals de stallen – onbewoond. De mestput is veranderd in een keurig gazon, of in een rommelig opslagplaatsje. De welput is bijna overal verdwenen, in de schaarser wordende bakhuizen zijn de ovens weggehaald en worden de fietsen gestald.

Het zijn meestal niet de kleinste boerderijen die in de inventarisatie zijn opgenomen en dat betekent dat de meeste eigenaren voor hoge kosten staan bij onderhoud of meer ingrijpende restauraties. Voor de meeste eigenaren, boer of niet, is dat niet zonder meer op te brengen. Restauratie van een rieten dak kan € 115,- per vierkante meter kosten en dan ben je toch al gauw een ton kwijt. Dat verklaart ook wel dat sommige boerderijen er wat afgeleefd uitzien, het asbest nog niet overal is vervangen en dat er aan het uiterlijk soms merkwaardig gerommeld is. En als je al de stoute schoenen aantrekt en wilt vernieuwen dan ben je voor je begint al gauw duizenden euro’s kwijt aan vergunningen en milieu- en grondonderzoeken en minstens een jaar verder. De beste koolteervervanger? Iedereen heeft zijn eigen recept.

Maar al met al blijft er nog heel wat te genieten en steken eigenaren veel energie in een zo verantwoord mogelijk onderhoud van hun eigendom. En ook dat levert mooie plaatjes op, van de muizenoortjes, de makelaars, de herstelde têêl- en kousentunen. De nutstuin is op de terugtocht, maar de siertuinen liggen er prachtig bij, de beplanting goed onderhouden. Nog steeds juwelen in het Zeeuwse land.

 

Reacties zijn gesloten